Waar begint en waar eindigt een angstcultuur?

Waar begint en waar eindigt een angstcultuur?
“Zijn er nog onderwerpen waarover ik beter níet kan beginnen?” Ik vraag het aan een opdrachtgever voor een intern seminar. “Nou, een woord dat je bij ons zeker niet moet gebruiken is ‘angstcultuur’. Dan krijg je echt problemen.” Ik moet lachen. Zijzelf ook. Een beetje zenuwachtig.
De angstcultuur is de laatste tijd veel in het nieuws. Ze heerst bij de overheid, in ziekenhuizen en talloze bedrijven. Als we erover lezen voelen we verontwaardiging en boosheid. Maar eigenlijk is de angstcultuur in organisaties volkomen normaal en goed verklaarbaar vanuit onze diepste drijfveren.
Psychologen onderscheiden in de regel drie elementaire menselijke motivaties…
1. Agency: het ‘zelfmotief’, waarbij het gaat om de vraag: wat wil ik? De mens streeft naar zijn eigen vrijheid, naar autonomie en status.
2 Communion: het ‘verbondenheidsmotief’: waarbij het draait om de vraag: hoor ik erbij? De mens wil niet alleen zijn, maar heeft anderen nodig.
3. Control: Het ‘beheersingsmotief’, waarbij het gaat over de vraag: hoe krijg ik grip op mijn leefomgeving? De mens streeft naar zekerheid en voorspelbaarheid.
Deze drie drijfveren keren -vaak in telkens weer nieuwe bewoordingen- terug in de meeste gangbare motivatietheorieën.
Gedragswetenschappers zijn het er ook over eens dat we binnen deze drie domeinen vooral verlies proberen te vermijden. Plezier is mooi, maar pijn vermijden is het primaire. Ons brein is allereerst een overlevingsmachine die ervoor moet zorgen dat het niet fout gaat met onszelf, met onze groep en onze directe omgeving.
Die fixatie op het voorkomen van verlies is niet goed voor leren, innoveren, experimenteren en alle andere vormen van ontwikkeling die we op dit moment belangrijk vinden in onze organisaties. “Fouten maken mag,” klinkt mooi op een managementconferentie. Maar diep in ons brein klinkt een veel oudere, angstige stem die zegt: “Fouten maken is gewoon fout. Fouten melden ook. Niet doen.”
Daarom is het niet opmerkelijk wanneer er binnen een bedrijf (of een inspectiedienst, op een schoolplein, of in verreweg de meeste landen in de wereld) een angstcultuur heerst. Die angstcultuur wordt standaard, gratis meegeleverd bij onze geboorte.
En daarom is het juist bijzonder wanneer er binnen een groep mensen die samenleeft en samenwerkt géén angstcultuur ontstaat. Dit betekent namelijk dat we onze natuurlijke neiging tot het verbloemen van fouten, het ontlopen van confrontaties met de rest van de groep en het vermijden van onzekerheid doelbewust moeten overwinnen. Die overwinning heet beschaving en het is wat ons mensen -soms, als het meezit- onderscheid van andere dieren.
Waar begint en waar eindigt een angstcultuur? Een angstcultuur begint in het binnenste van ons brein. Vanzelf. En het medicijn heet leiderschap.
Effectieve leiders -niet alleen aan de top, maar overal in een organisatie- begrijpen dat een angstcultuur niet wordt gecreëerd, maar spontaan ontstaat wanneer je niets doet. Ze snappen ook dat zij zelf het voortouw moeten nemen, bijvoorbeeld in het open bespreken van hun twijfels en hun fouten. En ze realiseren zich dat ze daarvoor eerst hun eigen, diepste angsten zullen moeten overwinnen.
Ben Tiggelaar
(Verschenen als column in NRC Handelsblad)