De epidemie van het ‘werkisme’

De epidemie van het ‘werkisme’
‘Je neemt hier niet zomaar afscheid van. Het is gewoon bijna mijn leven”, zei DWDD-presentator Matthijs van Nieuwkerk deze week tegen de NOS toen hij aankondigde te stoppen met zijn programma. Van Nieuwkerk is niet de enige die zo denkt over zijn baan. Een groot deel van de westerse samenleving is obsessief bezig met werk en loopbaan. Workism heet dat sinds kort.
Eerst een paar observaties. Enkele maanden geleden onderzocht Pew Research Center, een onafhankelijk onderzoeksbureau, hoe Amerikanen denken over trouwen en samenwonen. Dat leverde bijzondere bijvangst op. Een vraag luidde hoe belangrijk verschillende aspecten van het leven waren voor vervulling. Een liefdesrelaties was volgens 26 procent van de ondervraagden essentieel voor mannen en volgens 30 procent essentieel voor vrouwen. Interessant. Maar een mooie baan of carrière werd veel belangrijker gevonden. Van de ondervraagden vond 57 procent dit essentieel voor mannen en 46 procent voor vrouwen.
Ook opvallend: onderzoek van Pew uit 2018 laat zien dat 95 procent van de tieners in de Verenigde Staten zegt dat een loopbaan hebben waarvan ze genieten „extreem of zeer belangrijk” voor hen zal zijn als volwassene. Mooi werk vinden scoort hoger dan alle andere levensdoelen, zoals het helpen van mensen in nood (81 procent) en trouwen (47 procent).
In een essay in het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic doopte journalist Derek Thompson deze obsessie vorig jaar om tot ‘workism’. „De terugloop van het traditionele geloof heeft geleid tot een explosie aan nieuwe atheïsmes”, betoogt Thompson. „Sommige mensen aanbidden schoonheid, sommigen politieke identiteit en anderen aanbidden hun kinderen. Maar iedereen aanbidt iets. En ‘werkisme’ is een van de meest krachtige nieuwe religies.”
Vooral onder hoogopgeleide millennials is werk het nieuwe geloof, zegt Thompson. Zij zijn opgegroeid in de jaren negentig, waarin het neo-liberalisme opkwam. Internet, yuppies – een tijd doordrenkt van ‘werkisme’. Millennials zijn opgevoed als „zelf-optimalisatiemachines”.
Daarnaast worden ze via sociale media voortdurend op de hoogte gehouden van de tussenstand in de race naar succes. Sociale media zijn een essentieel scorebord, omdat je als jonge kenniswerker nu eenmaal niets tastbaars produceert. De enige manier om te zien hoe je vaart, is door sociale vergelijking.
Afgeven op ‘werkisme’ is makkelijk. Ik begrijp maar al te goed dat veel mensen opgaan in hun werk. Ik doe het zelf. Dwangmatig soms. Als ik ’s avonds in bed in een roman iets lees wat betrekking heeft op leiderschap, dan maak ik daar snel een aantekening van. En bij een etentje met vrienden vraag ik altijd door wanneer iemand iets opmerkelijks vertelt over zijn werk. Wie weet kan ik er iets mee in een boek of een column. Ook als ik niet werk, ben ik vaak toch aan het werk.
Soms denk ik: so what? Wat is hier nu zo erg aan? Maar het antwoord ken ik ook. ‘Werkisme’ is geen vergevingsgezinde religie. Werk is een god die voortdurend nieuwe offers vraagt en je uiteindelijk gewoon in de steek laat. Wanneer je ontslagen wordt, een burn-out krijgt of met pensioen gaat.
Dan ben je niet langer je werk, maar gewoon weer jezelf. En voor veel mensen – ik loop het risico een van hen te zijn – is dat niet genoeg.
Ben Tiggelaar
(verschenen als column in NRC)