De menskant van innovatie wordt steeds belangrijker

De menskant van innovatie wordt steeds belangrijker

Volgens de Sociaal-Economische Raad moeten Nederlandse bedrijven meer werk gaan maken van sociale innovatie. Of: ‘workplace innovation’ in goed Europees. Denk daarbij aan dingen als: beter managen, slimmer samenwerken en meer aandacht besteden aan de ontwikkeling van medewerkers.

De SER kwam afgelopen donderdag met een nieuw advies op dit gebied. Wat moet je daar als ondernemer of manager van weten? Een beknopte samenvatting en een kort gesprekje met de SER-voorzitter.

Veranderingen

We hebben te maken met een aantal grote veranderingen, schrijft de SER: de energietransitie, vergrijzing, digitalisering, de circulaire economie. Bedrijven kunnen hier alleen flexibel en succesvol op inspelen als ze hun medewerkers hierbij betrekken.

Hoe? Door de hiërarchie te verminderen, meer coachend te managen en medewerkers meer te laten meedenken en meepraten. Maar dat gebeurt op dit moment nog lang niet voldoende.

Volgens de SER zou de overheid ondernemingen meer moeten ondersteunen bij sociale innovatie. In andere Europese landen gebeurt dit al veel langer. Zo wordt in Duitsland al vanaf 1974 – op initiatief van de regering van Willy Brandt – geïnvesteerd in sociale innovatie. Humanisierung des Arbeitslebens heet het daar. Uitgangspunt was destijds: ook werk moet onderdeel worden van het goede leven. De Duitse overheid stimuleerde in de loop van de jaren duizenden projecten op het gebied van veiliger, gezonder en plezieriger werken, én op het gebied van democratie en inspraak in bedrijven.

Stimuleren

Ik sprak SER-voorzitter Kim Putters telefonisch over het nieuwe advies. Met name mkb-bedrijven – waar twee derde van de beroepsbevolking werkzaam is – kunnen wel een duwtje in de rug gebruiken, denkt de SER. Ze hebben geen stafafdelingen voor dit soort initiatieven. In het advies wordt daarom gepleit voor een financiële stimuleringsregeling en een nieuw kennisplatform voor sociale innovatie. Werkt dat?

Putters: „Ondernemers voelen de druk om te vernieuwen al. Nieuwe technologie, nieuwe manieren van werken: ze zien en horen hoe andere ondernemers hiermee bezig zijn. Voor bedrijven die iets willen, maar er moeilijk ruimte voor kunnen maken, is het belangrijk dat er tijdelijk ondersteuning is. Dat geldt zeker voor kleinere bedrijven.”

In de casussen die de SER aanhaalt in zijn advies, lijkt het alsof nieuwe manieren van werken bijna altijd top-down worden ingevoerd. Ondernemers besluiten vaak op een autocratische manier dat medewerkers voortaan meer zelf gaan beslissen. Is dat niet paradoxaal?

Putters: „Het maakt wel uit in welke fase je zit. Ja, sociale innovatie komt vaak via de directie binnen. Maar je moet daarna in gesprek met je medewerkers: hoe kunnen we dit goed organiseren? Wat alle voorbeelden laten zien: het vliegwiel gaat alleen draaien als dit iets van werknemers zelf wordt.”

Urgentie

We weten eigenlijk al heel lang dat sociale innovatie goed is voor de medewerkers én voor de bedrijven. Waarom moet dit nu weer opnieuw op de agenda worden gezet?

Putters: „We weten inderdaad al vrij lang dat er heel veel afhangt van het menselijk kapitaal in organisaties. Maar de urgentie begint groter te worden. Dit advies is ook een oproep aan onszelf. In de SER zitten tenslotte ook bedrijven.

De oproep is: leer van elkaar en doe dit. Er komen allerlei grote veranderingen op ons af. Je zult hier nu met je medewerkers over moeten nadenken. We zullen moeten versnellen op dit gebied. Dit is niet meer nice to know. Dit is need to know.”

Ben Tiggelaar

Verschenen als column in NRC

Delen

Bekijk alle columns >