Handelaar in hoop

Handelaar in hoop

De Amerikaanse psycholoog Martin Seligman is nu vooral bekend als een van de grote aanjagers van de positieve psychologie. Maar in de jaren zestig draaide zijn onderzoek om ‘aangeleerde hulpeloosheid’.

Wat is dat ook alweer? Heel kort samengevat: wanneer dieren en mensen ervaren dat ze slechte ervaringen niet kunnen voorkomen, worden ze passief en zullen ze ook later niet meer proberen hun lot te verbeteren. Volgens Seligman en zijn collega’s zou dit bijdragen aan het ontstaan van depressies en andere geestelijke problemen.

Nu, iets meer dan vijftig jaar na het oorspronkelijke onderzoek naar aangeleerde hulpeloosheid, is Seligman ervan overtuigd geraakt dat het toch anders zit. In artikelen, interviews en in zijn recente boek The Hope Circuit vertelt hij dat hulpeloosheid helemaal niet aangeleerd hoeft te worden.

Hulpeloosheid is volgens Seligman de automatische, natuurlijke reactie op negatieve gebeurtenissen. Wat juist wél aangeleerd kan en moet worden is hoop: het geloof dat er ondanks tegenslag toch goede dingen te gebeuren staan. Het geloof dat het wel mogelijk is om actie te ondernemen en een positief doel te bereiken.

Hoop is waardevol. Dat zegt niet alleen Seligman. Veel psychologen geloven dat hoop een grote bijdrage levert aan ons welzijn. Mensen met hoop zijn gezonder, gelukkiger en presteren beter op tal van terreinen. En, heel belangrijk, hopen kun je dus leren. Maar hoe dan? Volgens psycholoog en hoop-onderzoeker Shane Lopez zijn er drie dingen nodig.

Allereerst moet je een toekomstvisie ontwikkelen, een positief beeld waar je naartoe wilt werken. Hoop is geen algemene positieve emotie, maar is gericht op een doel. Ten tweede moet je een idee hebben over de manier waarop je die visie kunt realiseren. Je moet volgens Lopez allerlei verschillende paden naar die toekomst voor je kunnen zien. En als derde is het nodig dat je je voorstelt welke tegenslagen je onderweg zult tegenkomen en hoe je die gaat overwinnen.

Wie op deze manier naar hoop kijkt, begrijpt dat Napoleon er nog niet zo ver naast zat toen hij zei dat een leider ‘un marchand d’espérance’ is: een handelaar in hoop. Een van de belangrijke taken van leiders, of dat nu in de politiek is of in organisaties, is om een aantrekkelijk plaatje van de toekomst te schetsen, om uit te leggen hoe we daar gaan komen en om ons te helpen doorzetten bij tegenslagen. Goede leiders leren ons hopen.

Ook voor leiders is dat plezierig. Er zijn veel negatieve ideeën over waarom mensen leiders willen zijn (meestal draait het daarbij om geld, macht en seks). Maar een positieve theorie is dat het geven van hoop aan andere mensen, je zelf ook een goed gevoel geeft.

Hoop heeft namelijk een sterke sociale component. Als je andere mensen helpt te hopen, zeggen emotie-onderzoekers, maakt je eigen lichaam dopamine en oxytocine aan. Dat zorgt voor allerlei plezierige effecten in ons brein. Hoop geven heeft dezelfde positieve gevolgen als hoop ontvangen. Je zou kunnen zeggen: hoop vermeerdert wanneer je het deelt.

Mooi eigenlijk wel. Zelfs het opschrijven van deze bevindingen zorgt al voor een mild positieve stemming.

Ben Tiggelaar
(verschenen als column in NRC)

 

Delen

Bekijk alle columns >