Hoe houden we onszelf in het gareel?

Hoe houden we onszelf in het gareel?

In onze supermarkt loopt minstens de helft van de mensen – inclusief ikzelf – gedachteloos tegen het eenrichtingsverkeer in. Een kwartiertje geleden stond ik nog in de rij voor de bloemenzaak, met een meter tussenruimte (anderhalf ging niet), die door allerlei medewinkelaars werd doorkruist. Fascinerend. Hoe houden we onszelf in het gareel nu de maatregelmoeheid begint toe te slaan?

Natuurlijk, een congres bezoeken gaat gewoon niet. Maar voor veel andere maatregelen is de vrijwillige medewerking van burgers nodig. En dat wordt steeds lastiger.

Gedragseconoom Syon Bhanot schreef in de New York Times over quarantine fatigue. Analyse van mobiele telefoon-gegevens laat zien dat veel Amerikanen zich na een maand niet meer zoveel aantrekken van het advies om thuis te blijven. Volgens Bhanot heeft dat onder meer te maken met de economische wet van het afnemend grensnut. Simpel samengevat: één week verplicht thuis is best leuk. Je hebt opeens meer tijd samen, kijkt wat extra Netflix en doet een paar klusjes die al maanden lagen te wachten. Maar de lol – of: ‘het nut’ – van de tweede week is al wat minder. En daarna begin je het steeds meer zat te worden om de regels te volgen.

De Universiteit Gent peilt dagelijks, onder de noemer Hoe stel jij het in ‘uw kot’, de motivatie van Vlamingen om zich aan de verordeningen te houden. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten motivatie: het je vrijwillig houden aan de regels, bijvoorbeeld omdat je het nut ervan inziet, en het moeten volgen ervan, omdat je bijvoorbeeld anders een boete krijgt.

Volgens de betrokken onderzoekers is vrijwilligheid essentieel voor het trouw naleven van de regels. Aanmoediging van het gewenste gedrag, bijvoorbeeld door heldere uitleg en het benoemen van waarden als solidariteit en hulpvaardigheid, is uiteindelijk effectiever dan het uitoefenen van druk. Anders ligt namelijk het risico van reactance op de loer: de neiging om je actief te verzetten tegen mensen en maatregelen die je handelingsvrijheid beperken. Geen denkbeeldig risico, getuige de protesten die de laatste weken in verschillende landen plaatsvonden. Liever motiveren dan ‘moetiveren’, zeggen de onderzoekers uit Gent.

Naast motiveren en moetiveren wordt ook veel gebruik gemaakt van nudging: min of meer subtiele gedragsduwtjes door het anders inrichten van de omgeving. Denk aan de breng- en haalvakken aan de rand van het schoolplein. Of de eenrichtingsstickers op de vloer van mijn supermarkt.

Mits goed aangepakt, is nudging een vriendelijke en soms effectieve vorm van gedragsbeïnvloeding. Maar bij teveel vakken, stickers en pijlen gaat het mis. Want wanneer we verwarrende signalen uit de omgeving krijgen, doen we doorgaans wat we altijd al deden. En dat was nu juist niet de bedoeling.

Een goede nudge maakt het makkelijker om gewenst gedrag te vertonen. Maar hoe je dat effectief doet, dat zijn we volop aan het leren met elkaar. Wie inspiratie zoekt, moet de horeca in de gaten houden. Het aanbod aan gedragsbeïnvloedingsproducten voor cafébazen en restaurateurs is op dit moment overweldigend. Van minihuisjes waarin je met kleine groepjes privé kunt dineren, tot grijparmen van koolstofvezel om op anderhalve meter afstand biertjes aan te geven. Alleen daarom al verheug ik me op 1 juni.

Ben Tiggelaar
(verschenen als column in NRC)

Delen

Bekijk alle columns >