Hoe staat het met jouw geweten?

Hoe staat het met jouw geweten?
In de trein tussen Soest en Utrecht voeren vier mannen een serieus gesprek. Een van hen heeft een huis gekocht. De gas- en elektrameter zitten op een onhandige plek, vertelt hij. Die moeten verplaatst worden en dat kost geld.
Een ander weet raad: je maakt bij de verbouwing de meter kapot en dan claim je die schade bij je WA-verzekering. Als vervolgens de monteur van het energiebedrijf komt voor de reparatie, dan vraag je hem gewoon of hij die meter een stukje verschuift.
Maar wat nou als hij dat niet wil, vraagt de huiseigenaar. Dan geef je hem gewoon een paar tientjes, dan komt dat wel goed, zegt de ander. De rest maakt instemmende geluiden. Ja, dat is slim.
Gek wat zo’n gesprekje met mij doet. Ik krijg acuut minder trek in het betalen van mijn verzekeringspremie en mijn energierekening. En vervolgens vraag ik me af wat dit nu weer over mij zegt. Eén gesprekje verderop in de trein en mijn geloof in solidariteit is naar de vaantjes.
De Amerikaanse psycholoog Lawrence Kohlberg deed in de jaren ’50 onderzoek naar de morele ontwikkeling bij kinderen en jongeren. Op basis van zijn waarnemingen maakte hij onderscheid tussen zes verschillende fasen.
Fase 1: draait om het vermijden van straf. Je houdt je aan regels zodat je niet in problemen komt.
Fase 2: je gedraagt je netjes omdat je dan krijgt wat je wilt. Complimentjes van je ouders bijvoorbeeld.
Fase 3: je past je aan aan je sociale omgeving, probeert een goede dochter, zoon, scholier te zijn. Je weet: bij ons thuis liegen we niet.
Fase 4: je houdt je aan geldende wetten en regels. Je gelooft dat er anders chaos op de loer ligt.
Fase 5: je vindt dat je anderen met respect moet behandelen omdat dit goed is voor de maatschappij. Daarvoor moet je je eigen belangen soms aan de kant zetten.
Fase 6: je moraliteit wordt gekenmerkt door universele ethische principes. Je gedraagt je bijvoorbeeld vriendelijk naar anderen omdat je gelooft dat ieder mens waardevol is.
Kohlberg noemde fasen 1 en 2 samen het ‘preconventionele niveau’. Dit duurt totdat we ongeveer zeven jaar oud zijn. De fasen 3 en 4 vormen samen het ‘conventionele niveau’. Hier zitten we tot ongeveer ons veertiende jaar. En de fasen 5 en 6 noemde Kohlberg het ‘postconventionele niveau’. Volgens hem bereiken de meeste volwassenen dit niveau echter niet.
Volgens latere onderzoekers is de benadering van Kohlberg te rationeel. Nieuwere theorieën over de ontwikkeling van ons geweten hebben bijvoorbeeld meer aandacht voor intuïtie en emotie. Aan de andere kant: Kohlbergs theorie daagt je uit om na te denken over jezelf. Hoe staat het eigenlijk met jouw geweten? Waar sta je in je morele ontwikkeling? Zit je echt in fase zes? Altijd? Ook op je werk? Of alleen thuis?
Andere kritiek op Kohlbergs theorie: morele overtuigingen leiden lang niet altijd tot het bijbehorende gedrag. Misschien geldt dat ook wel voor de mannen in de trein. Per stuk zijn ze allemaal aardig en beschaafd. Maar zet vier mannen bij elkaar en hun morele niveau daalt tot dat van een kind van drie. Eenmaal thuis belt zo iemand waarschijnlijk gewoon keurig naar de energieleverancier en betaalt hij braaf de rekening voor het verplaatsen van z’n meter.
Ben Tiggelaar
(verschenen als column in NRC)