Hoe ziet eerlijk besturen er eigenlijk uit?

Hoe ziet eerlijk besturen er eigenlijk uit?

Ergernis en wantrouwen. Dat is wat het leiderschap in Den Haag de laatste maanden bij veel mensen oproept. Misschien niet eens vanwege de besluiten die er worden genomen, maar wel door de manier waarop deze tot stand komen. Als burgers – of als medewerkers van een bedrijf, of als leden van een gezin – hechten we sterk aan procedural fairness: procedurele rechtvaardigheid.

Sinds midden jaren 70 wordt dit fenomeen onderzocht. Hier een paar belangrijke bevindingen, relevant voor iedereen die leiding geeft of mee wil denken over een betere bestuurscultuur. Allereerst: mensen oordelen positiever over beslissingen wanneer ze geloven dat die via een eerlijke procedure zijn bereikt. Ook zijn ze dan meer bereid zich ernaar te gedragen. Wanneer zien ze procedures als rechtvaardig? Daar komt heel wat bij kijken. Van vooroordelen, eigenbelang of ideologische overwegingen mag geen sprake zijn; naar iedereen wordt geluisterd; er wordt nauwkeurig gewerkt en correcte informatie gebruikt; betrokkenen worden consequent en respectvol behandeld.

Dit laatste element keert terug in veel studies. Wanneer vertegenwoordigers van de overheid burgers met respect bejegenen, draagt dit sterk bij aan het vertrouwen. En andersom. Geen wonder dat de Toeslagenaffaire zoveel teweeg heeft gebracht. Daarnaast geldt: wanneer burgers weten dat een procedure hun kansen biedt te participeren, schatten ze de rechtvaardigheid hoger in. Ook naarmate ze meer informatie hebben over een procedure, neemt het vertrouwen toe. Maar is het proces niet transparant, bestaat het idee dat juist informatie wordt achtergehouden, dan daalt het vertrouwen.

Het meest geciteerde rijtje op het gebied van procedural fairness is afkomstig van Yale-psycholoog Tom Tyler. Volgens zijn onderzoek zien burgers procedures als rechtvaardig wanneer:

1. Autoriteiten reden hebben om zich fair te gedragen;

2. Autoriteiten als eerlijk worden gezien;

3. Ethische gedragsregels worden gevolgd;

4. Er mogelijkheden zijn voor burgers om te participeren;

5. De kwaliteit van de beslissingen hoog is;

6. Er mogelijkheden zijn om fouten te herstellen;

7. Autoriteiten zich niet vooringenomen gedragen.

Interessant: mensen blijken vrij goed in staat hun mening over procedurele rechtvaardigheid te scheiden van de uiteindelijke beslissing. Je kunt bijvoorbeeld tegen een specifieke overheidsmaatregel zijn, maar toch waardering hebben voor de manier waarop deze tot stand gekomen is. En je kunt vóór een besluit zijn, terwijl je de procedure afkeurt.

Dit geldt echter alleen wanneer de procedure duidelijk deugde of niet deugde. Maar is er, zoals nu rond diverse kabinetsbesluiten, onduidelijkheid over de kwaliteit van het proces, dan beoordelen voorstanders van het beleid die als goed en tegenstanders van het beleid die als slecht.

Nog een laatste weetje dat nuttig is voor bewindslieden. In het dagelijkse leven gebruikt natuurlijk niemand een nette checklist om in te schatten of procedures fair zijn. We oordelen snel en automatisch. Onderzoek laat zien dat wanneer we onze politieke leiders in het algemeen vertrouwen, we ook de procedurele rechtvaardigheid hoger inschatten. Maar dat betekent tevens dat wanneer een leider dit vertrouwen schendt, hij veel meer afbreekt dan alleen zijn eigen imago.

Ben Tiggelaar
(verschenen als column in NRC)

Delen

Bekijk alle columns >