Hoeveel bullshit bevat jouw baan?

Hoeveel bullshit bevat jouw baan?

Er is al veel geschreven over David Graeber en zijn gevecht tegen ‘bullshit jobs’. Maar volgens mij staan we pas aan het begin. Antropoloog en anarchist Graeber, werkzaam aan de London School of Economics, was deze week heel even in Nederland. In De Balie in Amsterdam vertelde hij over zijn boek Bullshit Jobs.

Die term prikkelt mensen. Toen Graeber er vijf jaar geleden een artikel over schreef, ging het onmiddellijk viraal. En ook in De Balie merkte je dat zijn betoog mensen raakt. Je lacht erom (jaha, ik ken wel een paar mensen die bullshit-werk doen!) én je ergert je eraan (wat geeft die gekke antropoloog het recht om mijn werk bullshit te noemen?).

Wat is een bullshit-baan ook alweer? Het is werk, zegt de Amerikaanse Graeber, waarvan zelfs de mensen die het uitvoeren stiekem vinden dat het niet zou moeten bestaan. Sommige mensen vinden dat een al te vage definitie. Maar in zijn boek schrijft Graeber dat het bij begrippen als nut en waarde uiteindelijk altijd gaat om subjectieve, persoonlijke inschattingen.

Aan de andere kant strooit Graeber wel graag met ‘harde’ cijfers als: 40 procent van de Nederlanders vindt zijn baan onzin. En daar komen dan weer reacties op, zoals van onderzoeker Fabian Dekker, die vaststelde dat slechts 5 procent van de Nederlanders ‘altijd’ of ‘meestal’ twijfelt aan het belang van zijn of haar werk. Dit soort discussies, door Graeber zelf uitgelokt, leidt af van waar het hem echt om gaat. En het maakt hem bovendien tot een gemakkelijke prooi voor critici.

Ook in De Balie ging het over statistiek, definities en de diverse soorten bullshit-banen. Gelukkig kwam Graeber uiteindelijk tot zijn kernpunt: wij hebben een radicaal nieuwe kijk op werk nodig. We dwepen met managers, advocaten en anderen die veel geld verdienen. Maar het echt belangrijke werk draait om het zorgen voor de mensen om ons heen en voor de wereld. Het gaat om ‘caring’, om zorg. En juist dat soort werk wordt in onze maatschappij schandalig ondergewaardeerd. Ook zonder cijfers lijkt me dit een relevante visie.

Graeber is niet de eerste die ons aanspoort om na te denken over het nut van ons werk. Hij is ook niet de eerste die klaagt over het gebrek aan waardering voor het onmisbare werk dat onder meer in de zorg en het onderwijs wordt gedaan. Maar hij is wel degene die – samen met aanhangers als De Correspondent-journalist Rutger Bregman – het onderwerp al enkele jaren pregnant op de kaart zet.

Graeber daagt ons luidkeels uit om eens diep na te denken. En wat mij betreft niet zozeer over vragen als: kloppen al die cijfers precies? Of: hoeveel andere mensen hebben een bullshit-baan? De meer dappere en productieve vragen gaan over onszelf en over wat wij persoonlijk moeten doen.

Dus vraag ik mij af: hoeveel procent van het werk dat ík nu verricht draagt echt bij aan het welzijn van anderen en een betere wereld? En hoeveel procent van wat ik doe is eigenlijk bullshit en zou door niemand gemist worden als ik ermee stopte? Ben ik tevreden met deze verhouding? En zo niet, wanneer ga ik hier dan iets aan doen?

Ben Tiggelaar
(verschenen als column in NRC)

Delen

Bekijk alle columns >