Twee manieren om plannen te maken

Twee manieren om plannen te maken

Stel dat je deze zomer peinst over nieuwe plannen, kauwt op mooie kansen, broedt op een andere baan, misschien wel een eigen onderneming overweegt. Dan zijn er twee fundamenteel verschillende manieren om dit aan te pakken.

De eerste is de klassieke aanpak. Beginnen bij het einde en terugplannen naar het begin. Eerst het doel en dan de middelen. Je wilt bijvoorbeeld graag iets doen voor daklozen en verslaafden en je richt uiteindelijk de Straatkrant op. (Mooi initiatief. Ik las deze week een interview met mede-oprichter Arjan Verweij en was onder de indruk van zijn gedrevenheid om iets te doen voor de mensen aan, op of over de rand van onze samenleving.)

Dit is de klassieke aanpak die we kennen van managementauteurs als Stephen Covey: ‘Begin with the end in mind’. Het is de aanpak die je ook vindt in veel beleidstheorieën: je bedenkt een maatschappelijk doel, een eindresultaat dat je waardevol vindt. Je vraagt je af wat ervoor nodig is om bij dat doel te komen, maakt een plan en begint daarna met de uitvoering. Of, om een simpele metafoor te gebruiken: je verzint eerst wat je wilt eten, zoekt een recept, maakt een boodschappenlijstje, haalt je ingrediënten en begint pas dan met koken.

Er is echter ook een geheel andere aanpak. Daarbij begin je helemaal niet met het doel. Nee, je hebt op de een of andere manier het gevoel dat je iets moet doen, een bedrijf beginnen, de wereld veranderen, whatever. Je kijkt om je heen wat je aan direct beschikbare hulpmiddelen hebt. En je begint gewoon. Het doel wordt onderweg pas helder. Om op de kookmetafoor terug te komen: je checkt welke ingrediënten je toevallig in huis hebt en kookt daar een lekker potje mee.

Dit laatste is een van de kernideeën van Effectuation, een hippe benadering van ondernemerschap. De term is afkomstig van managementonderzoeker Saras Sarasvathy. Voor haar proefschrift interviewde zij jaren geleden enkele tientallen zeer ervaren, succesvolle ondernemers, om erachter te komen wat zij anders deden dan de strategische planners bij grote bedrijven.

Een centraal principe in hun benadering werd door Sarasvathy het bird in the hand-principe genoemd. Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht. Omdat ze allereerst kijken naar de middelen die ze al in huis hebben, lukt het deze ondernemers om meteen aan de slag te gaan met nieuwe kansen, in plaats van langdurig te blijven dagdromen. Ze kijken wat ze kunnen, wie ze kennen en komen in actie.

Is de ene aanpak beter dan de andere? Het lijkt me dat beide aanpakken waardevol zijn. Wat heeft het voor zin een doel te bedenken waarvoor het je domweg aan hulpbronnen ontbreekt? En hoe nuttig is het om je beschikbare hulpmiddelen in te zetten voor een doel dat je uiteindelijk niet boeit? De waarheid én de mooiste ondernemerskansen zullen ongetwijfeld ergens in het midden liggen. Ergens op die fijne plek waar willen en kunnen, plannen en improviseren, ontwerpen en knutselen elkaar ontmoeten.

Ben Tiggelaar
(verschenen als column in NRC)

Delen

Bekijk alle columns >