Vergeet de theorie, wat telt is plezier

Vergeet de theorie, wat telt is plezier

Het is een wijdverbreid geloof. Je kunt beter ‘intrinsiek’ gemotiveerd zijn voor je werk, dan ‘extrinsiek’. Maar onderzoek laat zien dat het toch net iets anders ligt. Intrinsieke motivatie, zeggen we vaak, betekent dat je ‘van binnenuit’ gemotiveerd bent voor een taak. Je geniet er bijvoorbeeld van om iets nieuws te leren. Extrinsieke motivatie betekent dat je ‘van buitenaf’ geprikkeld wordt. Bijvoorbeeld met een bonus. Vaak verbinden we er meteen een waardeoordeel aan. Intrinsieke motivatie: goed. Extrinsieke: slecht. Alleen… zo werkt het niet.

Hoezo? Allereerst geldt: bij beide soorten motivatie gaat het om een wisselwerking tussen ‘binnen’ en ‘buiten’. De interne motivatie die je ervaart bij het uitvoeren van een taak, bijvoorbeeld bij het lezen van een studieboek, heeft niet alleen te maken met jezelf, maar ook met de externe kenmerken van die taak. Denk aan: het onderwerp en de stijl van het boek. En als je van buitenaf wordt gemotiveerd, bijvoorbeeld omdat je een goed cijfer voor een tentamen wilt, dan voel je het verlangen naar dat cijfer ook van binnen. Tja, wat is dan eigenlijk nog intrinsiek en extrinsiek?

Er is nog meer aan de hand. Ayelet Fishbach en Kaitlin Woolley zijn twee gedreven onderzoekers op het gebied van motivatie. En volgens hen is het verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie slechts gradueel.

Het draait volgens Fishbach en Woolley vooral om de vraag welke beloningen we automatisch associëren met een bepaalde taak. Dat kunnen prima externe beloningen zijn, zoals goede cijfers voor een tentamen. Wanneer we zo’n beloning herhaaldelijk ervaren, zal ons brein de positieve gevoelens die erbij horen ook koppelen aan het werk dat die beloning dichterbij heeft gebracht: het studeren.

Een belangrijke factor hierbij is hoe snel de beloning volgt op het gedrag. Ervaar je de beloning meteen, dan ga je de taak sneller leuk vinden. Duurt het lang, dan legt je brein de link niet of nauwelijks. Biologen noemen dit ook wel ‘evaluatieve conditionering’.

Wat betekent dit voor de praktijk? Misschien moeten we stoppen met verwarrende begrippen als intrinsiek of extrinsiek en ons simpelweg de volgende vraag stellen: vind ik deze taak leuk? Of zou ik mezelf kunnen trainen om het leuk te gaan vinden?

Want leuk werkt. Uiteindelijk blijkt dat hoeveel plezier we hebben in wat we doen, doorslaggevend is voor het bereiken van onze doelen. Dat blijkt uit ander onderzoek van Fishbach en Woolley, naar onder meer gezond eten en sporten.

Grappig: proefpersonen vertelden in deze studies steeds weer dat ze het langetermijndoel van hun activiteit het belangrijkste vonden. Maar wanneer de onderzoekers keken naar wat mensen écht deden, bleek alleen het kortetermijnplezier te tellen. De mensen die uiteindelijk doorzetten met gezond leven, en veel tijd aan hun studie spendeerden, bleken niet de mensen die het meeste hechtten aan het langetermijndoel. Dat waren de mensen die domweg lol hadden in de activiteit zelf.

Plezierig ontnuchterend. Wilskracht, vastberadenheid, doorzettingsvermogen. Het blijken grotendeels illusies. We doen vooral wat we van nature als leuk ervaren of wat we geleerd hebben leuk te vinden.

Ben Tiggelaar
(verschenen als column in NRC)

Delen

Bekijk alle columns >