Zo lukt het wél om gedrag te veranderen

Zo lukt het wél om gedrag te veranderen
Of je nu een beleidsmaker bent die strijdt tegen obesitas, of een manager die streeft naar een hogere medewerkerstevredenheid, voor veel van onze plannen zijn gedragsveranderingen nodig om resultaten te bereiken.
Misschien is gedragsverandering daarom zo’n populair onderwerp geworden. Een onderwerp waarover van alles wordt beweerd, door allerlei trainers en adviseurs bijvoorbeeld.
Gelukkig is er ook serieus onderzoek en zijn er ook nog eens wetenschappers die het goed kunnen uitleggen. Mijn favoriete boek van de laatste jaren over het onderwerp is The behaviour change wheel van Susan Michie, Lou Atkins en Robert West, drie Britse psychologen. De Nederlandse vertaling: De cirkel van gedragsverandering.
Het liefst zou ik je alles willen vertellen wat ik van hen heb geleerd, maar ik zal me vandaag beperken tot één praktisch advies.
Wanneer je een doel wilt bereiken, in je werk of privé, met een groep of alleen, dan zijn er vrijwel altijd meerdere soorten gedrag die je daarbij kunnen helpen. Simpel voorbeeld: wie wil afvallen kan anders gaan eten, anders koken, anders boodschappen doen, maar ook meer gaan sporten. De kunst is om het gedrag te selecteren dat niet alleen effectief is, maar ook uitvoerbaar.
Hoe doe je dat, volgens Michie, Atkins en West? Maak eerst een lijst met mogelijke gedragingen. Liefst op basis van relevante ervaring of onderzoek. Beoordeel vervolgens de mogelijke gedragingen aan de hand van deze vier criteria.
1) Impact op het doel
Hoe groot is de kans dat dit gedrag ook werkelijk je doelen dichterbij brengt? Gaat empathisch luisteren naar je collega’s hen tevredener over hun werk maken? Of is het in jouw organisatie effectiever om eerst eens duidelijk te maken wat er van iedereen wordt verwacht? Maak voor elk gedragsalternatief een inschatting van de impact.
2) Verandergemak
Gaat het lukken om het gewenste gedrag echt toe te passen? Past het bij je vaardigheden, past het binnen de omgeving waar je functioneert, zijn de mensen gemotiveerd om dit te doen? Kortom: hoe implementeerbaar is deze gedragsverandering? Noteer dit per alternatief.
3) Positieve neveneffecten
Welke invloed hebben de verschillende mogelijke gedragsveranderingen op ander gedrag? Ander gedrag van jezelf. Of gedrag van andere mensen. Is jouw gedragsverandering als manager bijvoorbeeld ook een positief voorbeeld voor de mensen om je heen? Maak per mogelijke gedragsverandering een inschatting van deze ‘secundaire’ effecten.
4) Meetbaarheid
Als je tijdens een verandering de vinger aan de pols wilt houden, richt je dan op gedragingen die eenvoudig waarneembaar, liefst meetbaar zijn. Schat per mogelijke gedragsverandering in hoe het zit met de meetbaarheid.
Dus: maak zo’n lijst van mogelijkheden, beoordeel ze netjes aan de hand van deze criteria en kies dan pas de meest kansrijke gedragsverandering.
Beperking is daarbij essentieel. Minder is beter, zeggen Michie, Atkins en West. Je kunt beter een of twee gedragingen proberen te veranderen die goed scoren op deze checklijst, dan je richten op een heleboel dingen tegelijk.
Gedragsverandering is namelijk gewoon moeilijk en wie teveel hooi op zijn vork neemt, organiseert de uiteindelijke mislukking al aan het begin.
Ben Tiggelaar
(Verschenen als column in NRC Handelsblad)